Het verhaal van de soepsteen laat zien dat we, ook al denken we misschien van onszelf van niet, we allemaal een taak kunnen hebben en samen iets voor elkaar kunnen krijgen:
Samen vormen wij immers onze vereniging.
Het verhaal van de soepsteen:
Ergens in een ver dorpje in de bergen voelden de mensen er zich niet meer gelukkig. Er was hongersnood. Omdat er eten te kort was spaarde iedereen al het eten dat hij kon bemachtigen op in zijn kelder.
Op een dag, kwam er een vreemde man in het dorp aan. Hij was schamel gekleed, maar hij had vrolijke ogen en een gezicht dat altijd leek te lachen.
“Waarom kijkt iedereen zo sip?” vroeg de man. “We hebben honger, en er bijna niets te eten” kreeg hij als antwoord. De vreemdeling krabde even in zijn stoppelbaard en dacht na.
Opeens zei hij: “Ik zal voor jullie soep maken”.
“Soep?” vroegen de mensen, en waarmee zouden we dan wel soep maken? We hebben zo weinig. Bijna niets!” “Geen nood” zei de man; “Ik heb immers een hele beste soepsteen bij me. Daarvan maak je de lekkerste soep ter wereld.”
De mensen van het dorp die het hoorden, konden hun oren niet geloven: Een soepsteen, nee, daar hadden ze nog nooit van gehoord.
“Maar ik heb nog een ketel en water nodig” zei de man.
De mensen haalden een grote ketel met water en zetten die op het vuur.
Met een groot gebaar haalde de man voorzichtig de soepsteen uit zijn zak en legde die in het water dat al begon te koken. En weer wat later ging hij proeven. “Hmmmm…heerlijk” zei de men; “Maar de soep zou nog net iets beter zijn, als we er wat aardappelen bij deden; heeft er soms iemand een paar aardappeltjes? Het hoeft niet veel te zijn hoor.”
Sommige mensen brachten een paar kleine aardappeltjes voor de pan.
Na een tijdje proefde de man weer: “Prima!” zei de man, maar het zou nog beter smaken, als we er wat groenten bij deden. Wie enkele groenten kan missen mag straks ook een bordje van mijn heerlijke soep.” Verlegen kwamen enkele bewoners met nog wat prei, ui en selderij.
Een vrouw bracht een bosje worteltjes. Het waren allemaal kleine beetjes.
Het begon al heerlijk te ruiken op het marktplein en steeds meer mensen kwamen kijken en snuffelen rond de grote soeppot.
“De soep is bijna klaar, maar als we er nu nog wat kruiden en wat zout zouden indoen, dan zal het de beste soep van heel de wereld zijn. Heerlijk! Oh ja, en misschien hebben we ook nog een stuk soepvlees.”
Van alle kanten kwamen mensen een klein stukje vlees en kruiden brengen.
De geur van heerlijke soep vulde heel het dorp. Het duurde niet lang, of iedereen stond al klaar met een bord en een lepel om van de heerlijke soep te proeven.
Toen de soep klaar was, werd er uitgedeeld, en iedereen mocht er een bord van nemen, want iedereen had ook iets van zijn eigen voorraad gegeven om de soep te kunnen maken.
Alle bewoners begonnen te smullen en te smakken. Zo’n heerlijke soep hadden ze nog nooit geproefd.
Telkens kwamen ze weer om hun bord te vullen. Iedereen voelde zich blij, en je kon zien aan de mensen, dat ze er echt van genoten hadden. Het dorp was weer in vreugde.
“Het spijt me” zei de vreemde man, “ik moet vertrekken. Maar de soepsteen mogen jullie houden. Om zulke lekkere soep te maken, moet je telkens doen, zoals je vandaag gedaan hebt: samen delen van wat je nog in huis hebt, zodat iedereen ervan kan genieten. Dan zal iedereen genoeg hebben.”
De mensen knikten en voelden zich dolgelukkig, dat ze de soepsteen mochten houden.
De man was blij, dat hij de vreugde in het dorp had teruggebracht.
En eventjes buiten het dorp bukte de man zich….
Hij raapte weer een mooie steen van de grond en stak die in zijn zak.
Wat Jezus laat zien in het bijbelboek Marcus over de vijf broden en de twee vissen, en wat het verhaal van de soepsteen ons laat zien, is dat delen vermenigvuldigen is.
Iedereen heeft iets en samen hebben we heel wat!
Veel mensen zeggen: Ik heb bijna niets! Nee, op mij moet je niet rekenen. Maar zelfs wie denkt niks te hebben, heeft toch altijd wel een handje van het een of ander voor de gezamenlijke soep.
Het idee dat bijna niemand een bijdrage kan leveren, klopt nooit.
Iedereen heeft altijd iets in te brengen. Iets wat toch waardevol kan zijn.
Samen maak je er dan iets van dat overvloediger, mooier en beter is dan je ooit met een paar of in je eentje voor elkaar had kunnen krijgen.
Samen. Amen.
Meditatie: “HET VERHAAL VAN HET POTLOOD”
Een jongetje keek naar zijn oma die een brief aan het schrijven was. Op een gegeven moment vroeg hij: “Oma, schrijf je over wat wij samen hebben meegemaakt? Of schrijf je misschien een verhaaltje over mij?” Zijn oma stopte met haar brief, glimlachte, en zei: “Ik schrijf inderdaad over jou. Maar belangrijker dan de woordjes die ik schrijf, is het potlood waarmee ik schrijf, want ik zou willen dat je later als je groot bent, net zoals dit potlood wordt.”
Het jongetje keek nieuwsgierig naar het potlood en kon er niets bijzonders aan ontdekken.
“Het is toch gewoon een potlood!”
Oma zei: “Het is maar hoe je ernaar kijkt, want dit hele gewone potlood heeft 5 bijzondere dingen die jou – maar dan moet je ze wel onthouden – tot iemand zullen maken die altijd in vrede zal leven met de wereld:
Ten eerste: Je zult misschien grootse daden verrichten, maar je mag nooit vergeten dat er een hand is die jou leidt. Deze hand noemen we God, en Hij zal je altijd leiden volgens Zijn wil.
Ten tweede: Af en toe moet je stoppen met schrijven, om de punt te slijpen. Daardoor heeft het potlood een beetje pijn, maar het wordt er wel scherper van. Dus je moet wat pijn kunnen verdragen.
Het maakt je tot een beter mens.
Ten derde: Als je met een potlood schrijft, kun je altijd uitgummen wat je fout schreef.
Corrigeren wat je gedaan hebt niet slecht, maar belangrijk om rechtvaardig door het leven te kunnen gaan.
Ten vierde: Het belangrijkste van het potlood is niet het hout of de buitenkant, maar het grafiet wat er in zit.
Dus, wees steeds bezorgd om dat er binnen in je gebeurt.
Ten slotte: het vijfde wat een potlood bijzonder maakt: hij laat altijd een spoor achter.
Dat is de laatste les van het potlood.
Besef goed dat alles was je in je leven doet, sporen zal achterlaten en probeer je daar voortdurend bewust van te zijn.”
Bron: Coelho P. 2007. Als een rivier. Gedachten en impressies.